Na een bezoek aan Delphi zaten we te eten in het campingrestaurantje. Hier zat ook groep Belgen, een soort caravanclub van een man of 40 die samen van de ene naar de andere bezienswaardigheid reisden. Naast deze groep waren wij de enige andere eters, we zaten er met z’n 3’en een beetje als een vreemde eend tussen.

Een Belgische dame van een jaar of zestig kwam naar Kai toe en gaf hem een aai over zijn bol, alsof ze hem al jaren kende. Kai vond het prima. ‘Ja’, verklaarde ze, ‘ Ik kreeg deze middag al een kushandje van hem toen we jullie tegenkwamen bij de opgravingen’

We keken elkaar aan, keken Kai aan, Kai gaf ons nog net geen knipoog. Die ochtend waren we met Kai in de draagrugzak tussen alle beroemde overblijfselen en bijbehorende toeristen rondgelopen. Wij beklommen de berg, bewonderden de navelsteen, en zochten het orakel in de tempel van Apollo. Kai had goed overzicht en zong vanachter het hoofd van papa enthousiast zijn kinderliedjes. Hij had vooral oog voor al die mensen om ons heen. Aan de reacties van de toeristen die ons passeerden maakten we wel op dat hij zichzelf en hen goed kon vermaken, maar wat ie precies deed ontging ons.

Een keer betrok hij ons erbij. Bij de oude renbaan helemaal bovenop de berg stond een groepje Japanners het bordje met de toelichting te lezen. Wij gingen met onze zingende zoon erbij staan en opeens was de baan niet meer zo interessant. Alle zonnehoedjes keken vertederd omhoog naar het blonde koppie in de rugzak, wachtend op meer.

Zulke mensen had Kai in zijn prille bestaan alleen nog niet gezien. We probeerden het nog wel ‘Kai, zwaai maar terug, zeg maar hallo’. Normaal zijn dat basistruuks, geschikt voor elk publiek. Nu deed hij niets, hield zijn lippen op elkaar en trok zijn hoofd als een schildpad steeds verder naar beneden in de rugzak. De Japanners volgden het hoofdje en keken opeens papa aan. De teleurstelling was voelbaar, maar Japanners zijn beleefde mensen dus die maakten nog een praatje. Zo hebben we in Delphi geleerd dat Japanse kleinkinderen ook eerst dierengeluiden leren. En als je nog eens een kat in Japan tegenkomt, wees dan niet verbaasd als die geen miauw zegt.

De Belgische dame liep terug naar haar tafel. Kort daarop hief de groep een luid ‘Lang zal ze leven’ aan voor 1 van hun jarige medereizigers. Laat dat nu net Kai zijn favoriete nummer zijn, hij zingt het elke dag, de hele dag door. Tijdens hun gezang zag je zijn grijns al steeds breder worden. Na 3 keer Hieperdepiep Hoera was Kai overtuigd. Hij zingt het liedje altijd een stuk of 5 keer achter elkaar, dacht dat de groep dat ook wel zou doen en begon dus uit volle borst ‘mee’ te zingen.

Alleen had de groep het na 1 keer wel gezien en was het Kai die met zijn kinderstemmetje solo ging. ‘Wangaldiwewe, wangaldiewewe , wangaldiewewe inne owia…’ Veertig paar ogen opeens op ons tafeltje. Maar er is meer nodig om onze Borsato in zijn kinderstoeltje te laten stoppen met zingen. Na 3 keer ‘hiehedehi hoeaa’ en zijn armpjes enthousiast de lucht in nam hij dankbaar het uitbundige applaus in ontvangst.

Comments are closed.